Beeldende kunst en kunstenaars in 2023 

ico Xandra Nibbeling

  • onderzoek

Onlangs verscheen de Jaarrapportage 2023 van de Cultuurmonitor. We berichtten daar eerder over in BK-informatie #4 van dit jaar. 
In het huidige nummer gaan we dieper in op de domeinpagina Beeldende kunst, die deel uitmaakt van de Jaarreportage. Op die pagina wordt ingegaan op ontwikkelingen rondom en verschillen in de (arbeids)marktpositie van beeldend kunstenaars en de bijbehorende uitdagingen. Ook wordt ingegaan op musea, kunstconsumptie en digitalisering. 
Onderstaand een samenvatting van de bevindingen uit het onderzoek. Voor volledige informatie en bronnen verwijzen we u naar de online te raadplegen Cultuurmonitor.

Aantallen en waarde 

In 2022 waren er 16.000 beeldend kunstenaars werkzaam in Nederland. In 2021 waren er ongeveer 19.500 personen werkzaam in het domein beeldende kunst. De groei van het aantal werkzame personen binnen de beeldende kunst ligt met 5,3 procent tussen 2010 en 2021 aanzienlijk hoger dan die in de nationale economie (0,8 procent tussen 2010 en 2021). In 2019 had beeldende kunst een toegevoegde waarde van bijna 470 miljoen euro. 

Werk en inkomen 

Alumni van een voltijds hbo-opleiding voor autonome beeldende kunst verdienden in 2021 anderhalf jaar na hun afstuderen gemiddeld zo’n 1.583 euro bruto per maand. Voor hun collega’s die de voltijdsopleiding docent beeldende kunst en vormgeving afrondden was dat gemiddeld 2.843 euro. Het gemiddelde van alle voltijds kunstopleidingen op het hbo ligt op 1.796 euro, dat van alle voltijds hbo-opleidingen op 2.999 euro. 

Van diegenen die na de opleiding als beeldend kunstenaar werken, werkt vrijwel iedereen als zzp’er

Afgestudeerden van een beeldende kunstopleiding vinden minder vaak een baan die bij de opleiding past. In de periode tussen 2016 en 2021 heeft gemiddeld 43 procent van de bachelorstudenten autonome beeldende kunst na anderhalf jaar een functie binnen de eigen of verwante opleidingsrichting. Bij de bachelorstudenten die als docent in deze richting zijn opgeleid, is dit 76 procent. Van alle afgestudeerden van een hbo-opleiding vindt 90 procent binnen anderhalf jaar een baan die aansluit bij de opleiding. 

Van diegenen die na de opleiding als beeldend kunstenaar werken en binnen de door het CBS gehanteerde definitie van beeldend kunstenaar vallen, werkt vrijwel iedereen als zzp’er. Beeldend kunstenaars oefenen hun beroep zelden uit in loondienst. Voor velen van deze zzp’ers is het inkomen na de eerste anderhalf jaar niet veel gestegen. Verder blijkt dat mannen gemiddeld (iets) meer inkomen hebben dan vrouwen en dat ruim 50 procent van de beeldend kunstenaars een inkomen heeft van minder dan 2.000 euro per jaar. 

Presentatie-instellingen lijken dichter bij de dagelijkse praktijk van beeldend kunstenaars te staan dan musea

Een deel van deze inkomsten is afkomstig van instellingen die beeldende kunst presenteren en beeldend kunstenaars betalen voor het werk dat zij specifiek voor deze presentaties verrichten. Presentatie-instellingen lijken dichter bij de dagelijkse praktijk van beeldend kunstenaars te staan dan musea. Uit een evaluatie van de richtlijn kunstenaarshonoraria is duidelijk geworden dat in de periode 2018-2020 presentatie-instellingen hiervoor de meeste fondsenaanvragen doen en dat zij de richtlijn ook wat betreft de uitvoerbaarheid meer omarmen dan musea. 

In 2023 is in kaart gebracht wat de meerkosten zijn voor Fair Pay in de culturele sector: voor de categorie ‘Beeldende kunst en creatieve industrie’ is 3,2 miljoen euro nodig, waarvan 63 procent (2,0 miljoen euro) voor de beeldende kunst. Dit hoge percentage wordt veroorzaakt doordat de beeldende kunst veel kleine en middelkleine organisaties telt die slechts kortdurend of beperkt subsidie ontvangen. Van de meerkosten binnen de beeldende kunst en creatieve sector heeft bijna de helft (1,5 miljoen euro) betrekking op meerkosten van personeel in loondienst en iets meer dan de helft (1,7 miljoen euro) op zzp’ers. 

Lokale context 

Het domein beeldende kunst blijkt, behalve met presentatie-instellingen en in mindere mate musea, sterk verbonden te zijn met lokaal beleid. Musea voor beeldende kunst blijken voor een groter deel van hun inkomsten afhankelijk te zijn van gemeentelijke en provinciale subsidies. Het tonen van beeldende kunst lijkt bij gemeenten bovendien van groeiend belang. In het financieren van beeldende kunst geven de gemeenten die geld krijgen uit de Decentralisatie-Uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving al jaren het grootste deel van dit budget uit aan musea. Het aandeel van presentatie-instellingen stijgt eveneens, maar met 8 procent komt dit niet in de buurt van de 63 procent die musea voor beeldende kunst ontvangen. Een lokale context en de bijbehorende samenwerking is van belang voor zzp’ers binnen de beeldende kunst. 

Museumbezoek 

Het museumbezoek is in 2022 bijna verdubbeld. In dat jaar waren de eigen inkomsten van musea 501 miljoen euro, een verhoging van 191 miljoen euro ten opzichte van het jaar ervoor, maar nog altijd 35 miljoen euro lager dan in 2019. De eigen inkomsten van musea zijn gestegen van 30 procent van de totale omzet in 2021 naar 43 procent in 2022. De bezoekersaantallen stijgen eveneens: in 2022 waren er 23,5 miljoen museumbezoeken, waarvan 5,6 miljoen (24 procent) uit het buitenland, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2021. Het bezoekersaantal is hiermee op weg terug naar de lijn van voor de coronacrisis. De verwachtingen voor 2023 zijn positief, belangstelling en draagvlak voor musea zijn groot. 

Kunstmarkt

Met 67,8 miljard dollar is de waarde van de internationale kunstmarkt in 2022 hoger dan het niveau van voor de pandemie in 2019 (64,4 miljard dollar). De groei is minder hoog dan verwacht, onder andere vanwege politieke en economische instabiliteit wereldwijd. De online verkopen omvatten 16 procent van de totale verkopen van de internationale kunstmarkt in 2022. De hoop dat de coronapandemie het speelveld wat gelijker zou trekken blijkt ongegrond; nog steeds neemt een steeds kleiner deel van de bedrijven en kunstenaars een steeds groter deel van de omzet voor zijn rekening. 

Positie vrouwen

Bestaande onderzoeken naar de representatie van vrouwen in musea maken duidelijk dat er sprake is van genderongelijkheid en dat vrouwen sterk ondervertegenwoordigd zijn binnen ver-schillende onderdelen van de kunstwereld. Waar vrouwen redelijk vertegenwoordigd lijken te zijn in het personeel van beeldende kunstinstellingen, waren ze de afgelopen jaren ondervertegewoordigd in leidinggevende functies en als artiesten in de collecties van grote instellingen. Bij opleidingen beeldende kunst is het overgrote deel van de alumni vrouw (71 procent), maar uiteindelijk is nog maar 54 procent van de actieve beeldend kunstenaars op de arbeidsmarkt vrouw. Cijfers over de representatie van vrouwelijke kunstenaars in musea ontbreken nog op grote schaal. 

Ongelijkheid blijkt op verschillende vlakken ongewenst gedrag in de hand te spelen

Ook over de representatie van vrouwelijke kunstenaars op beurzen en in galeries in Nederland is nog onvoldoende bekend, al laten de beschikbare cijfers zien dat het aandeel vrouwelijke kunstenaars op internationale beurzen de afgelopen jaren is gestegen. Ongelijkheid blijkt op verschillende vlakken ongewenst gedrag in de hand te spelen, waarover ook op Nederlandse kunstacademies en binnen organisaties voor beeldende kunst recent veel meldingen zijn binnengekomen. 

Bezoekersaantallen

De bezoekersaantallen hebben zich in 2022 hersteld en de ver-wachting is dat dit zich in 2023 voorzet. In 2022 hadden musea 1,2 miljard euro omzet, waarvan het merendeel eigen inkomsten (43 procent) en overheidssubsidies (52 procent) was. De omzet is daarmee 9 procent hoger dan in 2019. Het is moeilijk een volledig beeld te geven van het publiek dat zich interesseert voor beeldende kunst. Zo vinden veel kleinere exposities – zoals die in cafés, poppodia, of creatieve broedplaatsen – nog altijd onder de radar plaats. Daarnaast is het bijna onmogelijk om zicht te krijgen op de bezoekers van tentoonstellingen zonder kassa. 

Kleine instellingen

De scheiding die is ontstaan tussen instellingen die aanspraak maakten op noodsteun en instellingen die meermaals buiten de boot zijn gevallen herstelt zich, maar blijft zichtbaar. Vooral bij de kleine musea laat het herstel langer op zich wachten; hun eigen inkomsten liepen tussen 2019 en 2022 in totaal met 28 procent terug, voor grote musea was dat maar 6 procent. De kleine en middelkleine musea hadden relatief een minder grote daling in bezoekers dan de grote musea, maar het herstel van bezoekersaantallen is ook minder groot. 

Digitalisering

De winst die digitalisering kan opbrengen, bijvoorbeeld in het verhogen van bereik en toegang, draagt vooralsnog niet bij aan een betere economische posities van makers. Voor de vele manieren waarop beeld online kan worden gebruikt, is voor beeldend kunstenaars nog niet altijd een passende compensatie beschikbaar – al zet auteursrechtenorganisatie Pictoright zich in voor vergoedingen voor visuele makers. 

Nieuw makers en vergrijzing 

Nieuwe makers en instellingen lijken steeds vaker te maken te krijgen met een hoge drempel. De hoge vastgoedprijzen in stedelijke gebieden en de grote ongelijkheid hebben al jaren een 

negatief effect op de ruimte die er is voor nieuwe geluiden. Deze drempel is nog altijd actueel en lijkt de komende jaren niet te veranderen. Verschillende instellingen geven aan een vergrijzing waar te nemen. Zijn er genoeg faciliteiten voor nieuwe Nederlandse 

kunstenaars, galeries en instellingen?

Culturele broedplaatsen zorgen voor vernieuwing, verbinding en kruisbestuiving

Om meer inzicht te verkrijgen in deze ontwikkeling is het belangrijk om de verschillende organisatievormen die de afgelopen jaren in de beeldende kunst zijn opgekomen beter onder de loep te nemen. Zo lijken makers steeds vaker samen op te trekken om hun krachten te bundelen. Culturele broedplaatsen zorgen voor vernieuwing, verbinding en kruisbestuiving. Maar ze zijn geen wondermiddel voor bestaande obstakels, zoals woningschaarste en stijgende prijzen. 

Binnen het huidige subsidiestelsel is er weinig ruimte voor de duurzame ontwikkeling van jong talent

Een andere kwestie die verband houdt met de vergrijzing van de beeldende kunst betreft de stabiliteit van geldstromen. Binnen het huidige subsidiestelsel is er weinig ruimte voor de duurzame ontwikkeling van jong talent. Het ontbreekt nog aan een instrument om op structurele, meerjarige manier de invloed van subsidies en andere faciliteiten op talentontwikkeling structureel te meten. 

De volledige informatie

vindt u bij de Cultuurmonitor

Lees Meer
nl_NL_formalDutch